ACHTER HET NIEUWS
Column PAUL WITTEMAN

Popsterren hebben er veel voor over om op het scherm te komen. Ze laten zich denigrerend uit over collega's, noemen Kurt Cobain hun grote voorbeeld, pappen aan met een soapster en hullen zich in bizarre kledij. Niks op tegen, maar juist omdat alle popsterren dezelfde route bewandelen, vallen ze niet meer op en wordt hun succes uiteindelijk bepaald door dat ene melodietje dat blijft hangen of niet, top of flop.

 

Deze inleidende woorden zijn bedoeld om het contrast te schetsen met Boudewijn de Groot.

Hij heeft een aantal onvergetelijke liedjes geschreven. De sobere muziek die hij maakt vormt altijd een volmaakte eenheid met de tekst. Er gaat een grote zeggingskracht van uit. Boudewijn de Groot is een intelligente man voor wie het maken van liedjes, zoals bij alles wat hij doet, voortkomt uit de behoefte iets mee te delen, over vrouwen, over zichzelf, over vroeger of over de wereld. Hij schreeuwt het niet uit, hij is de kamermusicus van de popmuziek.

Zo'n twee weken geleden werd herdacht dat in Nederlands-Indië op 15 augustus 1945 de Japanse vijand werd verslagen. De herdenking bij het Indiëmonument op een grasveld in Den Haag werd rechtstreeks uitgezonden door de NOS. Boudewijn de Groot was de gastspreker. Hij vertelde in een gedicht over zijn moeder die in een Jappenkamp was omgekomen kort nadat ze van Boudewijn was bevallen. Ze werd in een kuil gegooid. Hij werd in leven gehouden met de etensrestjes van de volwassenen. Ik was in tijden niet zo geroerd door een voorgedragen tekst. En toen kwam het. Boudewijn pakte een gitaar en zong in de aanzwellende wind, ten overstaan van al die nabestaanden van de Indiëslachtoffers een lied over het Grote Zwijgen na de bevrijding. Zomaar, een man met een gitaar die in het open veld zong over de ellende die zo lang weggedrukt moest worden.

Een echte ster.