Vrijgezel
Lennaert Nijgh / Boudewijn de Groot
Er was een tijd voor ik jou kende dat ik leeg maar vol ellende vloekend op de hele bende in een kroeg te wachten zat tot het meisje van mijn dromen op een dag voorbij zou komen. En ik liet mijn tranen stromen als ik weer een kater had. En dat mijn geliefde vrienden waarmee ik de muzen diende en geen rooie cent verdiende ook al had ik nee gezegd 's avonds aan kwamen gelopen om een praatje aan te knopen en dan 's morgens straal bezopen op de stoep werden gelegd. Er was een tijd dat ik het meeste te vertellen had op feesten waar ik met verlichte geesten vaak de politiek besprak. Waarin wij ons nooit vergisten, mensen die het beter wisten, waren allemaal fascisten die het aan verstand ontbrak. Toen ik naar mijn navel staarde en mij communist verklaarde en met alle andere baarden op de bom te wachten zat. Toen die maar niet wilde vallen hoorde men al spoedig lallen en we lagen met zijn allen wereldvredig op de mat. In die tijd kon ik de vrouwen met een kennersoog beschouwen en ik wilde nimmer trouwen, want dat kwam me niet van pas. 'k Wilde enkel samenwonen met een zwartgeklede schone om de burgerij te tonen hoe ruimdenkend ik wel was. Maar het was niet te vermijden dat ik eenzaam was bij tijden zodat ik vertwijfeld vrijde met een meisje van ballet. Elke schoonheid snel verdorde 's morgens bij het wakker worden met de peuken op de borden en de kruimels in het bed. Op een dag kwam ik jou tegen, lief en klein en zo verlegen, druipend in de lenteregen in de grote vreemde stad. Jij wist niets van provoceren en je wilde me bekeren en ik liet me alles leren als ik maar jouw liefde had. Nu zit ik de krant te lezen en een burgerman te wezen. 'k Hoef geen honger meer te vrezen maar toch denk ik soms met spijt aan de tijd voor ik jou kende, aan de vrolijke ellende, aan de artistieke bende van de goede oude tijd. |