De laatste vrouw
Boudewijn de Groot
Zo is het warm, haar handen voelen zacht. Zo is het warm, mijn hoofd in haar schoot. Zo is het warm, haar ogen spreken zacht van de doden op het veld, spreken zacht van de vernietiging van de steden, het morgenrood. Ze geeft me hoop, haar woorden klinken mild. Ze geeft me hoop, haar hand op mijn wang. Ze geeft me hoop in het donker als ze lacht terwijl het stof ons bedekt, als ze lacht en zegt: ik zag je schuilen, je was zo bang. Het ligt niet aan jou, het is niet jouw fout. Jij bleef over, jij wordt oud. Nu is er stilte na de storm, leegte na de oorlog. Rust, maar niets dat nog bewegen kan. Ze neemt mijn hand en zegt: je kunt me alles vragen. Over vroeger en de oorlog en hoe je verder moet. Ik weet er alles van. En ze zegt: begin maar te lopen. En ze zegt: begin maar te lopen. En ze zegt: begin maar te lopen... Het ligt niet aan jou, het is niet jouw fout. Jij bleef over, jij wordt oud. |