Discografie
Hoe sterk is de eenzame fietser (1973)
Na de Domper van Dwingeloo volgde de Renaissance in de Randstad. Op een zonnige dag, alsof er niets gebeurd was, stond ik in Heemstede weer op de stoep bij Lennaert. Hij reageerde navenant. Het was 1972 en we gingen weer een plaat maken. Zo simpel was het. 'Terug van weggeweest', 'Wat geweest is, is geweest', 'De reiziger', Lennaert kwam woorden te kort om ons gevoel tot uitdrukking te brengen en zoals gewoonlijk wist hij precies wat dat gevoel was.
Het hele team was weer bij elkaar, aangevuld met Ruud Engelander, die behalve twee bewerkingen van de door mij in die tijd bewonderde dichter William Blake, de tekst van een van mijn grootste hits schreef. Ik kreeg hem zonder titel overhandigd en al lezend dacht ik met weemoed aan Lennaert, omdat er geen enkel metrum, ritme of muzikaal gevoel in zat. Maar met het melodietje van 'Meet Mr. Callaghan' in mijn hoofd begon ik, zoals ik vroeger gewend was, te spelen en te fluiten. En toen bleek er wel degelijk structuur in de tekst te zitten. Binnen een uur stond alles op muziek. Maar er was nog geen titel. Die kwam veel later, toen ik besefte waar het nummer eigenlijk over ging en ik met mijn toenmalige vrouw tot de conclusie kwam dat ik domweg over een vader met een kindje zat te zingen. Over onze zoon Jimmy dus.
De opname had nog wat voeten in de aarde, omdat de ingehuurde dames het tjoep-tjoepkoortje niet swingend genoeg konden zingen en gitarist Ben de Bruin, die voor een onsterfelijke solo zorgde, enorme moeite had met het schema van het laatste stuk. Dat was volgens hem zo onlogisch dat lekker los improviseren vrijwel ondoenlijk was. Gelukkig bewees hij nog ruim op tijd zelf het tegendeel. De tjoep-tjoepkoortjes nam ik voor mijn rekening.
Voor het arrangement van 'Het Spaarne' vroeg ik Bert Paige goed te luisteren naar 'Sail away' van Randy Newman. In de studio bleek dat hij precies had begrepen wat ik bedoelde.
Het kwartet van Paul Godwin was eigenlijk geen salonensemble, dus toen ik hun bij de opname van 'Ik zal je iets vertellen' vroeg wat te schmieren en te klinken alsof ze in grand café Heck's zaten, reageerden ze verontwaardigd. Vooral Paul nam het hoog op en Tony heeft bijna handenwringend op hem in moeten smeken om hem zover te krijgen. Het is gelukt.
'Tante Julia' heette Aunt Emily toen ik haar beschreef. Aanleiding was een interview met Johnny van Doorn ('The Selfkicker'), dat ik op de tv zag en waarin hij vertelde over zijn tante die hem op verjaardagsfeestjes altijd vroeg piano te spelen. Dat vond Johnny op den duur niet zo leuk. Of zijn tante grote borsten had, weet ik niet meer, maar ik zag haar wel als zodanig voor me. Iedereen heeft wel zo'n tante in de familie. Waarom Lennaert er Julia van gemaakt heeft, is me een raadsel, want de enige Julia in onze vriendenkring was zo plat als een dubbeltje.
Op de vraag wat ik zelf het beste nummer uit mijn repertoire vind, weet ik nooit direct een antwoord te geven. Wel weet ik welk nummer het dichtst bij mijn karakter en mijn 'oerstemming' ligt: 'Onderweg'. Misschien omdat ik, net als miljoenen andere mensen, nog steeds diep geraakt word door 'Stille nacht, heilige nacht'; ons lied is daar nauw aan verwant.
Voor de foto van de elpee wilde ik maar één ding: naar de plek waar ik het liefste kom - de Amsterdamse Waterleidingduinen. Je mag daar niet fietsen, dus eenzamer kun je je als fietser niet voelen.
Bij het schrijven, evenals tijdens de hele productieperiode, van de elpee, voelde ik me sterker dan ooit. Ieder nummer heeft direct te maken met een wezenlijk facet van mij en vaak ook van Lennaert: weggaan en weer terugkomen, denken aan het verleden, in de toekomst nog alle kanten op kunnen, de plaats waar we wonen, etc. Een titel voor de plaat was dus gauw gevonden: 'Hoe sterk is de eenzame fietser' is niet, wat veel mensen denken, een vraag, maar een constatering, een uitroep bijna. We hebben de plaat nooit als een come-back gezien; toch is één ding zeker: waar we ook naartoe gaan, we komen altijd weer terug.
De 8-sporenmachine was er; de 16 sporen konden ieder moment komen.
Producer: Tony Vos
Arrangementen: Bert Paige
Techniek: Albert Kos (Freek Jansen, Wout Luikinga, Jan Fred Arendsen)
Musici:
Vera Beths, Benny Behr, Ben de Bruijn, Dick de Lange, Frans Doolaard, Wim Kat, Cees Smal, Hans de Ruyter, Louis Banner, Fons Diercks, Hans Hollestelle, Jan Hollestelle, Louis Debij, Wim Kuylenburg, Bart van Lier, Eric van Lier, Harry Sevenstern jr., Ruud Bosch, Bertil Peereboom-Voller, Eddy Engels, Ado Broodboom, Klaas Wit, Arthur ten Bosch, Eelco Mulder, Jaap Leben, J. Van Wouw, Wim Sanders, Ad v,d, Hoed, Karel Reys, Joop Diepenbroek, Jan Vleeschouwer, Leo Vleeschouwer, Bert Paige, Guus Valten, Ernö Olah, Carlo Carcassola, Jouke van der Leest, Jacob v.d. Beek, Aart Schol, Hans Bonsel, André Kostin, Fokke Beekman, Ronald Kok, Jos Pino, Wim de Goey, Gerard Jesse, Leen Oosterman, Piet Noordijk, Dick Vennik, Fred van Ingen, Judith Damstee, Mia ten Bosch, Wanda Stellaard, Helmig v.d. Vegt, Karel Robertu, Lo van Broekhoven, Joop Cantor, P. Nyklicek, Bart Vossenburg
Phonogram Studio’s, Hilversum
Hoesfoto: Frits van Swoll
Hoestekening binnenkant: Jelle Netten
Hoesontwerp: Cor Wijtemans