Oevers
B. de Groot de eerste liefde die ik vond was aan de oever van de Seine hij chardonnay en ik verveine terwijl de zon aan de hemel stond ik was nog jong hij al veel ouder hij staarde weg over mijn schouder en zei: niets is voor eeuwig en dat ik vast wel weer een ander vond aan de oever van de Spree op een zachte zondagmorgen tussen het hoge riet verborgen alleen de vogels en wij twee maar wat hij wilde kon ik niet geven zijn aarzeling duurde maar even toen stond hij op pakte zijn kleren en liep weg - ik ging niet mee al die liefdes ooit voor eeuwig, ze waren mooi maar bleven niet ze gleden weg als een rivier en ik bleef achter als wuivend riet zo was er ook een zomerdag aan de oever van de Linge ik hoor nog steeds de vogels zingen en zijn warme zachte lach maar als een vis in troebel water was ik blind, pas jaren later besefte ik dat ik niet gezien had wat ieder ander zag er zijn duizenden rivieren die ik nog kan zien stromen maar zover zal het niet komen ik ben in evenwicht want aan de oever van de Schelde met het glinsterend vergezicht weet ik dat de liefde van mijn leven eindelijk naast me ligt al die liefdes ooit voor eeuwig, ze waren mooi maar bleven niet ze gleden weg als een rivier en ik bleef achter als wuivend riet (Voor Anne-Mieke Ruyten) Boudewijn de Groot (Heemstede, januari / februari / maart 2017) |