Verscholen (achter zijn gitaar)
B. de Groot/ F. de Jonge verscholen achter zijn gitaar stond hij verlegen op te treden heimwee naar een ver verleden één liedje op het repertoire en zo bleef hij eeuwig jong bij dat altijd groene wijsje hij zag hoe mannen jongens werden vrouwen meisjes als hij zong achter zijn gitaar verscholen armen wiekend als een molen haren lang en rood als in ’t begin en hoewel tevreden met het bereikte school toch dat verongelijkte altijd in die ene zin tot het mis ging op een keer hij weigerde het lied te spelen het begon hem te vervelen het ging gewoon niet meer dat gedoe van eeuwig jong de oude Dylan imiteren maar de mannen gingen jouwen en de vrouwen protesteren tot hij zong achter zijn gitaar verscholen armen wiekend als een molen haren lang en rood als in ’t begin en hoewel tevreden met ’t bereikte stak toch dat verongelijkte altijd in die ene zin hij koos eieren voor zijn geld zong gewoon het oude liedje rookte op z’n tijd een wietje werd op die manier een held en hoe de tekst ook wrong in parochiehuis en kroegen dansten de mannen met de vrouwen ging het er aan toe als vroeger als hij zong achter zijn gitaar verscholen armen wiekend als een molen avond na avond zin voor zin en hoewel hij op handen werd gedragen hield hij nimmer op te vragen: ‘of ben ik soms te min ben ik soms te min ben ik te min’ (Tekst: Freek de Jonge – muziek: Boudewijn de Groot) |