Raven boven Wales
B. de Groot, B. de Groot in de koelte van de avond na een warme zomerdag bij de meren van weleer waarin ik jou ooit baden zag niets vermoedend van de toekomst die op ons te wachten lag voelde ik de eerste pijn vanaf een hoge heuvel keek ik op de aarde neer en zag de gladde stille spiegel van het ongerepte meer en ik wist: zo zal het blijven want ik keer hier nimmer weer hoe eenzaam kan de vrijheid zijn en zo trok ik naar het westen in de richting van de zon dagenlang en vele mijlen tot ik niet meer verder kon en ik uitgeput moest rusten bij de koelte van een bron waar een oude herder zat is het waar, wilde ik vragen, dat u hier al eeuwen bent en de geheimen van de wereld en van alle mensen kent maar met gevouwen handen roerloos zijn gezicht wat afgewend was het net alsof hij bad wie hij was zal ik nooit weten waar het was ben ik vergeten maar hij vertelde van de kreten van de raven boven Wales als u de weg zoekt, zei hij plotseling, vergeet dan nooit wat ik nu zeg houd het midden van de wegen zet uw pas met overleg wie u zoekt zult u weer vinden aan het einde van de weg volg de raven in hun vlucht ik trok verder over heuvels naar het einde van het land waar de zee haar golven aanbiedt en weer opeist van het strand in de verte mijn bestemming: het eiland aan de overkant onder een koperrode lucht naar het westen moest ik reizen om mijn liefde te bewijzen o, ik hoorde al het krijsen van de raven boven Wales na vele lange dagen kwam ik aan in een gehucht en in alle duistere kroegen ging hetzelfde gerucht dat je hier geweest was maar het veld was ingevlucht een bloedend hart doet pijn toen ik wist waar ik moest zoeken ben ik het dorp weer uitgegaan en daarbuiten in het veld bij de ruïnes zag ik je staan hoog in de lucht krasten raven we konden ze verstaan: hij zal altijd bij je zijn nimmermeer zal ik versagen tot het einde van onze dagen blijven we in de veilige haven van de raven boven Wales |