Zebra
J. v.d. Steen, B. de Groot op een mooie dag maakte ik een wandeling door de stad en daar zag ik opeens een dier en het lag helemaal plat zwart met witte strepen midden op de straat, heel onbehoorlijk heel ongepast, dacht ik, en daarbij ook nog zeer onverantwoordelijk ik dacht: ik moet weten wat het is maar aan wie vraag je nou zoiets ik vroeg het aan de groenteman maar die zei: ik weet van niets ik vroeg het aan de bakker maar die zei heel ontevreden: daar heb ik nu geen tijd voor want ik sta mijn deeg te kneden welk dier o welk dier ligt daar zo plat welk dier ligt daar op straat midden in de stad welk dier o welk dier welk dier ligt daar zo plat zomaar op de straat midden in de stad toen vroeg ik aan de dokter: is het u misschien bekend maar hij zei: sorry nu geen tijd ik zit met een patiënt de slager en de kruidenier konden ook niks zeggen ik werd al bang dat ik me er gewoon bij neer moest leggen welk dier o welk dier ligt daar zo plat welk dier ligt daar op straat midden in de stad welk dier o welk dier welk dier ligt daar zo plat zomaar op de straat midden in de stad maar mijn buurmeisje zei behulpzaam: ik loop wel even met je mee en toen ze het zag riep ze: ‘t is er niet één het zijn er twee het ene is een zebra het andere is een pad en toen pas zag ik het ook het was gewoon een zebrapad welk dier o welk dier ligt daar zo plat welk dier ligt daar op straat zomaar midden in de stad welk dier o welk dier welk dier ligt daar zo plat het is niet één dier het zijn er twee het is een zebrapad gewoon een zebrapad heel gewoon een zebrapad doodgewoon een zebrapad |