Marjolijn en de eekhoorn
J. v.d. Steen, B. de Groot Marjolijn liep door het grote bos op zoek naar paddenstoelen ze dacht: als ik daar soep van kook zal ik me wel beter voelen ze voelde zich een beetje slap en wiebelig in haar buik en toen opeens zag ze iets bewegen in een grote groene struik voorzichtig kwam ze stap voor stap een beetje dichterbij en boog toen met een bevend handje wat bladertjes opzij ze hoorde wat geritsel en een pieperig geluid en zag een diertje met een krulstaart en een kleine ronde snuit hallo, zei Marjolijn, ik ben Marjolijn wat ben jij voor een dier een eekhoorn, zei de eekhoorn en er zijn er heel veel hier hoe weet je dat je een eekhoorn bent, vroeg Marjolijn heel eigenwijs misschien ben je wel een vogeltje een merel of een sijs een vogel heeft veren, zei de eekhoorn ik heb haren zoals je ziet veel dieren hebben dat, zei Marjolijn dus zo bijzonder is dat niet misschien ben je wel heel iets anders misschien ben je wel een vis nou als je heel goed kijkt, zei de eekhoorn, dan zie je dat dat niet zo is en toch denk ik dat je heel iets anders bent, zei Marjolijn heel arrogant ben je soms een cavia of een kleine olifant ach schei toch uit, zei de eekhoorn boos ben je niet helemaal goed snik een olifant is groot en grijs en niet mooi bruin zoals ik en bovendien, zei de eekhoorn heb ik een hele lange staart en wat dan nog, antwoordde Marjolijn dat is net als bij ons paard de eekhoorn zuchtte wat vermoeid en zei toen: lieve Marjolijn mijn naam is Eekhoorn dus dat bewijst dat ik wel een eekhoorn moet zijn en tot slot zei de eekhoorn: ik vind jou nogal een moeilijk kind maar je zult het wel goed bedoelen toen klom hij heel vlug in een boom en Marjolijn zei: dag aap en zocht verder naar lekkere paddenstoelen |