Ballade van de vriendinnen voor een nacht
Lennaert Nijgh / Boudewijn de Groot Ballade van de vriendinnen van een nacht. Wel ben ik liever thuis dan in een kroeg maar daar sluipt 's nachts de stilte om me heen. En denken over jou deed ik genoeg, dus blijf ik dan maar liever op de been want slapen gaat allang niet meer alleen. Alleen is maar alleen, ik ken de stad, wanneer ik eenmaal lastig ben en zat is ieder lichaam even warm en zacht en helpt vergeten wat ik eenmaal had. Zo ken ik mijn vriendinnen van een nacht. Wanneer de dag komt, zie ik pas mijn prooi, daar naast me slaapt een onbekend gezicht. En blijkt ze 's morgens vroeg niet meer zo mooi als gisteravond met dat roze licht, dan doe ik maar weer gauw mijn ogen dicht. Het was misschien wel fijn voor deze keer, ik ga en kom na deze nacht nooit meer. En als ze mij ontmoet en vragend lacht, dan denk ik: wie ben jij nu ook al weer? Zo ken ik mijn vriendinnen van een nacht. Soms droom ik half dat ik weer iets herken, een geur van haar, een lach waarvan ik houd. Maar al te goed weet ik dan waar ik ben, hier lig ik met een vreemde blote vrouw en niemand op de wereld lijkt op jou. Maar blijf ik 's avonds thuis, dan wordt het stil, die kamers vol van toen, ze zijn zo kil. Ik vlucht de stad in en ga weer op jacht en breng mezelf opnieuw waar ik niet wil. Zo ken ik mijn vriendinnen van een nacht. Prinsesjes lief, als iemand jullie kwetst of sletten noemt of over zeden zwetst, laat hem een ziekte krijgen vol venijn. We sliepen met elkaar en dat was fijn. En daarom heb ik niemand ooit veracht, maar ik zal jullie altijd dankbaar zijn. Zo ben ik, mijn vriendinnen van een nacht. |