Piëtà
Boudewijn de Groot de hemel kleurde donkerrood boven verschroeide aarde ruiters vierden de teugels hun paarden schuimden wild ik zocht mijn weg tussen het puin bevreesd voor vlammende zwaarden alsof de laatste dag zich hier zonder erbarmen openbaarde niets was er dat beschutting bood geen veilig moederschild en waar ik keek zag ik de angst die vluchten doet vergeten ik keek door huizen zonder ramen zag deuren zonder muur en straten die met grof geweld uiteen waren gereten maar toch een vreemde stilte alsof het schreeuwen werd verbeten en de pijn alleen in zwijgen werd geleden op den duur en dan opeens en onverwacht in een stille hoek verborgen zag ik een vrouw in het zwart gekleed die troost en vrede bood aan haar naakte zoon zijn ogen dicht te laat voor haar zorgen te vroeg nog voor het zingen van de vogels in de morgen gestorven in de vertrouwdheid van een zachte moederschoot |