Orion Verdwaald
Boudewijn de Groot als Orion in Thebes bossen zwierf ik rond, bleek en verteerd verstoten door wie ik beminde verguisd door wie mij had begeerd ten prooi aan leugen en bedrog van wie zich ooit mijn vriend mocht noemen en zij, mijn lief, zag het verkeerd er was een tijd dat ik kon denken dat alles bleef zoals het was zoals zoet altijd de geur van rozen groen altijd de kleur van gras maar ook de hemelhoge zon verliest haar licht aan donkere wolken waar zij, mijn lief, er een van was ik jaag niet meer ik jaag niet meer bij het naderen van de winter bij het vallen van de nacht komt een einde aan de jacht die bossen niets bleek er van over, de vogel zocht de stronken af of hij zich veilig nog kon nestelen het barre land lag star en straf ten prooi aan kille eenzaamheid hier zou geen vriend mij willen vinden en zij, mijn lief, zweeg als het graf maar toen: vanuit de verte op de vlakte verscheen een trotse edele ram die mij met dwingend kalme ogen uiteindelijk ter redding kwam zodat ik mijn weg naar huis weer vond waar ik uit mijn boze droom ontwaakte en zij, mijn lief, mij tot zich nam. |