Schemering
Boudewijn de Groot wanneer de eerste schemering aan ‘t einde van de dag de kamer langzaam donkert zie ik de vage schaduw van de bank waar jij voor het laatst te rusten lag dit was altijd het stil moment dat jou het liefste was na een dag van tijdloos zwijgen en onbestemde handeling zoals ’t verwonderd openslaan van een boek dat je graag las je bent niet meer je bent niet meer je wist niet terug te komen je was al eerder heengegaan dan je afscheid had genomen je ogen konden stralen als de eerste lentedag en in je zachte handen vond ik in vol vertrouwen de vaste zekerheid dat met liefde alles mag maar als de tijd opeens het denken wreed ontwricht en maakt dat de herinnering heel langzaam gaat vervagen dan is de avondschemering daar in weifelend winterlicht je bent niet meer je bent niet meer je wist niet terug te komen je was al eerder heengegaan dan je afscheid had genomen men zegt: voor je de ogen sluit wordt alles opeens licht en dat de openbaring van wat je wilde weten je eigen leven is – dan gaan de ogen dicht vroeg jij je wel eens af of je naar de hemel ging ik help het je geloven ’t is je zo graag gegeven de zoete rust en vrede na de laatste schemering je bent niet meer je bent niet meer je wist niet terug te komen je was al eerder heengegaan dan je afscheid had genomen (voor A.) |