Berceuse voor Marcel


Boudewijn de Groot

Het wordt al donker in de stad,
straks gaan de lichtjes aan,
we hebben weer een dag gehad,
nu moet je slapen gaan.
Nu huil je, want ik weet, Marcel,
je wilt nog niet naar bed;
het leven is voor jou een spel,
jij hebt nog zoveel pret.

Jij mag nog huilen, jij bent klein
en strakjes lach je weer,
maar zul je eenmaal groter zijn,
dan huil je vast niet meer.
Want grote mannen huilen niet,
dat geldt dan ook voor jou,
al hebben ze nog zo'n verdriet:
een man is toch geen vrouw?

Slaap maar rustig, slaap maar tot morgen,
slaap maar tevreden,

jij hebt nog geen zorgen,
droom dat het maanlicht je streelt.
Jij kent geen verdriet
en de Westertoren speelt
een wiegelied.

En als je strakjes groter bent
laat ik je alles zien,
zodat je heel de stad dan kent
en mooi vindt bovendien.
Dan gaan we naar de haven toe,
wij samen met z'n twee
en ben je van het kijken moe
dan droom je van de zee.

Dan gaan we 's middags met lijn tien,
die rijdt naar Artis toe,
daar kan je vreemde beesten zien:
een aap, een kaketoe.
Maar 't vreemdste beest op heel de aard,
hoe raar dat dan ook lijkt,
dat is het beest dat je ontwaart
als je in de spiegel kijkt.

Slaap maar rustig, slaap maar tot morgen,
slaap maar tevreden,
jij hebt nog geen zorgen,
droom dat het maanlicht je streelt.
Jij kent geen verdriet
en de Westertoren speelt
een wiegelied

Toen jij geboren werd, m'n kind,
het was een koude nacht,
liep ik te zingen in de wind
langs de besneeuwde gracht.
'k Ben zelf geboren in een nacht,
in net zo'n nacht als jij,
mijn vader heeft net zo gewacht
en was ook even blij.

Maar 't was een winter, koud en bang
en zonder zonneschijn,
die winter duurde vijf jaar lang,
dat heeft zo moeten zijn.
Voor jou schijnt elke dag de zon
en voor ons allemaal.
Als dat voorgoed zo blijven kon,
was alles ideaal.

Slaap maar rustig, slaap maar tot morgen,
slaap maar tevreden,
jij hebt nog geen zorgen,
droom dat het maanlicht je streelt
en dat de lente kwam…
Hoor, de Westertoren speelt
voor heel Amsterdam.


Niet uitgebracht maar wel uitgevoerd tijdens de MARATHON,
Een hommage van Boudewijn aan Lennaert.
27 november 2005, Philharmonie in Haarlem