Zonder vrienden kan ik niet
Lennaert Nijgh / Boudewijn de Groot Je kunt desnoods wel zonder geld al is dat voor je maag niet fijn. Nog erger als een vrouw je kwelt, want dan doet ook je hart nog pijn. Ik weet het kan verschrikkelijk zijn. Liefst heb ik een vriend met wie ik alras langdurig zeuren kan hoe het was en ik heb troost in mijn verdriet. Mijn makkers, schenk me nog een glas, want zonder vrienden kan ik niet. Raar is het leven toch, ik hou al niet zo veel van alcohol, maar uitgerekend om een vrouw sla ik naar binnen tot ik vol en snikkend van de bittere lol subiet in slaap val in een stoel. Daar vindt een vriend mij, ruimt mijn boel. Ik wankel, prevel vals een lied omdat ik me toch gelukkig voel, want zonder vrienden kan ik niet. Bedrogen ben ik vaker wel, ook heb ik meer een vrouw bemind. Uit ging het steeds, maar aan die hel denkt toch geen mens als het begint, een man blijft toch altijd een kind. Wie droomt niet van het paradijs, ineens wordt niemand oud en wijs. Je krijgt voor vreugde vaak verdriet, niet over rozen gaat de reis, maar zonder vrienden kan ik niet. Laat mij maar schuiven, want ik red er toch nog altijd wel iets van. Nu prince, verhoor dan dit gebed, neem alles als het niet anders kan, alleen mijn vrienden, laat die dan. Er blijft mij anders niets, o Heer, rampzaliger kan toch niet meer. Terwijl u mij in tranen ziet, zweer ik desnoods: ik drink niet meer. Maar zonder vrienden kan ik niet. Deel van lied is acrostichon (naamdicht). De beginletters van de regels vormen de namen: Jan Willem, Ramses, Boudewijn en Lennaert. |