Minnenijd
Jaap Koopmans
Er is een dode gevonden in het Amsterdamse Bos. Uit zijn ogen kruipen beestjes, in zijn oren groeit het mos. Zijn armen zijn verdwenen en zijn benen zitten los. Ach wie is die arme stakker in het Amsterdamse Bos. De mensen zeggen zo gemakkelijk: kijk een lijk. Maar wat mij nou intrigeert: hoe heeft die man zich zo bezeerd? Was hij gelukkig of verdrietig, was hij arm of was hij rijk? Er is een dode gevonden in het bos van Amsterdam. Ik vraag mij af hoe deze dode hier nu zo te liggen kwam. Was het zijn hart of was het smart? Was hij doof of blind of lam? Die arme dode stakker in het bos van Amsterdam. De mensen zeggen zo gemakkelijk: kijk een lijk. Maar wat mij nou intrigeert: hoe heeft die man zich nu zo bezeerd? Was hij gelukkig of verdrietig, was hij arm of was hij rijk? Misschien dacht hij toen hij leefde wel: ach was ik maar vast dood. Ik heb mijn vrouw, ik heb mijn kinderen, ik heb mijn bromfiets, ik heb mijn brood. Maar mijn vrouw wordt oud en lelijk en de kinderen worden groot. Van mijn brommer houd ik niks meer dan mijn jicht en een hoopje schroot. De mensen zeggen zo gemakkelijk: kijk een lijk. Maar wat mij nou intrigeert: hoe heeft die man zich zo bezeerd? Was hij gelukkig of verdrietig, was hij arm of was hij rijk? Nu ik die dode goed bekijk, nu zie ik duidelijk wie het is. Het is het vriendje van mijn vrouw, als ik mij niet ernstig vergis. Ik heb erbarmen met zijn benen en zijn armen zijn verdwenen. Ach helaas, die arme armen waarin mijn vrouw in uit mocht wenen. De mensen zeggen zo gemakkelijk: kijk een lijk. Maar wat mij nou intrigeert: wie heeft die man toch zo bezeerd? Hij was gelukkig, ik verdrietig, maar nou hebben we het omgekeerd. |