Een meneer hield van een jongen
Gilbert Bécaud / vertaling: Lennaert Nijgh
Een meneer hield van een jongen, maakt u zich vooral niet druk. Is het tot u doorgedrongen: iedere liefde brengt geluk. Want de boer houdt van zijn kippen en de slak houdt van zijn huis. En de vrome drukt zijn lippen aan een simpel houten kruis. Een meneer hield van een jongen, heus, dat is toch niets banaals. Luister niet naar kwade tongen, liefde is toch iets totaals. Ik wil echt niets insinueren, want ze hoorden bij elkaar. U zult me hopelijk excuseren als ik u details bespaar. Een meneer hield van een jongen maar liep er echt niet mee te koop. Ze gingen samen ongedwongen een avond naar de bioscoop. De kosten konden hem niets schelen, want meneer had geld voor twee. Hij hoefde niet als helaas velen op te treden voor tv. Een meneer hield van een jongen. Die meneer had als bankier met miljoenen omgesprongen, en de jongen was scholier. Hij vervulde al zijn wensen, wat ie wilde, kon ie doen. En u weet dat jonge mensen dolgraag gekke dingen doen. Een meneer hield van een jongen en ze liepen hand in hand. En ze dansten en ze sprongen zelfs tot in het buitenland. En ze liepen tot aan Rome. Raad eens wat ze samen doen. Bij Sint Pieter aangekomen, geven ze elkaar een zoen. Wat dacht u waarover ik had gezongen? Dacht u ook aan... ja? Nou ja, een meneer hield van een jongen, en die meneer was zijn papa. |