Delirium
Lennaert Nijgh / Boudewijn de Groot
Omdat ik van je hou, m'n schat, ben ik zonder jou, m'n schat, een stuk verlopen harlekijn die niets meer doet dan dronken zijn. En nu je met een ander gaat, loop ik te zwalken langs de straat. Omdat ik wankel als een zot, lacht iedereen zich rot. Komt vrienden, vult de glazen goed en laten we es klinken, want als de mens toch sterven moet, dan kan ie 't best verdrinken. Als iemand onder tafel gaat, maken wij wel de rest soldaat. Ofschoon je van een ander houdt, laat mij ieder ander koud, ik kies gewoon mijn eigen lot al ga ik daaraan ook kapot. Gehangen als een hartendief in mijn eigen strop, m'n lief, daarom speel ik de kroegtenor met een dronken koor. Komt, vrienden, schenk me nog eens in en denk niet aan die kater. Z'n lijkkist moet een ieder in, al dronken we ook water, en die het eerste kotsen moet, betaalt de rekening, kort en goed. Terwijl ik hier mijn pijn verstouw, vind ik het toch fijn voor jou omdat jij nu gelukkig bent, omdat jij echte liefde kent. En als ik je ontmoet op straat vraag ik hoe het met hem gaat, dan praat je vrolijk honderduit, daarna ga 'k onderuit. Komt, vrienden, vult opnieuw het glas, wie kan er hier nog treuren? Wie vol is, doet gewoon een plas en nou niet verder zeuren. En morgenochtend merken we wel wat er nog over is van het stel. Omdat ik van je hou, m'n schat, heb ik dikwijls kou gevat met zinloos wachten voor je huis al was je helemaal niet thuis. Toch kan ik wel gelukkig zijn, toch is het soms wel even fijn, als ik je maar kan zien, m'n schat, al ben ik nog zo zat. Komt, vrienden, vult de glazen goed en laten we eens klinken, want als de mens toch sterven moet, kan hij het best verdrinken. Komt vrienden, vult de glazen goed en laten we eens klinken. Ladelalalala, ladelalalala. |