Sonnet IV
Lennaert Nijgh / Boudewijn de Groot zal nooit jouw mond de woorden spreken, waarop ik hopen kon toen eens voor mij de dag begon zal nooit het wolkendek meer breken. jouw blikken waren mij het teken ten afscheid van de zon en alles wat ik zeggen kon verstomde toen je mij hebt aangekeken het lied is uit, de zanger zwijgt het ruisen van de wind ten gunst die lust in 't spelen met de bladeren krijgt ik wandel neuriënd door het duin, mijn land: 't is goud en grijs. er zong vandaag één vlinder in de tuin. "Sal nemmermeer gebeuren" Heemstede, 24 november 1963 |