‘Op alle scholen was ik een gemiddelde leerling’

 

Al 45 jaar is Boudewijn de Groot een van de meest succesvolle Nederlandse artiesten. Nummers als ‘Jimmy’, ‘Een tip van de sluier’ en ‘Het Land van Maas en Waal’ zijn in ons collectieve geheugen gegrift. Eind 2005 verdrong zijn ‘Avond’ zelfs Queens ‘Bohemian Rhapsody’ van de eerste plaats van de Radio 2 Top 2000 aller tijden en twee jaar later riepen Radio 2-luisteraars ‘Welterusten, meneer de president’ uit 1966 uit tot het beste protestlied, vóór nummers van John Lennon en U2. Louter op zijn rijke verleden teren doet De Groot echter niet. Op dit moment
bereidt hij een nieuwe theatertour (‘Wilde Jaren’) voor die in het najaar zal starten.

Auteur: Henri Drost
Fotograaf: Roy Beusker

 

bron: http://www.slo.nl/-djau-/organisatie/slomagazines/lrpln/lrpln5/

 

Boudewijn de Groot werd op 20 mei 1944 geboren in een Japans interneringskamp te Batavia, op Java in  Nederlands-Indië. Zijn moeder overleed daar in juni 1945 en een jaar later vertrok de rest van het gezin naar  Haarlem. Daar woonde Boudewijn eerst bij zijn tante. Zijn broer en zus werden elders ondergebracht, omdat zijn vader naar Indië terug moest om zijn pensioen vol te maken. Pas in 1951 werd het gezin herenigd en verhuisde het naar Heemstede. Daar woonde ook Lennaert Nijgh, een vriendje van het stiefbroertje van Boudewijn.

Lennaert en De Groot zagen elkaar in die jaren dus wel regelmatig, maar trokken pas veel later met elkaar op, hoewel ze niet op dezelfde middelbare school zaten. De Groot moet even na denken over zijn vroegste
schoolherinnering. “Dat moet de kleuterschool in Haarlem zijn. Het is moeilijk om één ding te noemen. Ik was toen vier en nu vijfenzestig. Ik herinner me wel levendig de kroningsdag van Koningin Juliana in 1948. We werden op school allemaal uitgedost met feestmutsjes en vlaggetjes.” De Groot had geen hekel aan zijn lagere schooltijd
in Haarlem en Heemstede, integendeel. “Terugkijkend was het een leuke tijd, op de tweejaarlijkse inenting tegen difterie na. Dat vond ik erg vervelend. Echt een traumatische ervaring, iedere twee jaar ging ik daar met angst en beven naar toe. Maar dat was eigenlijk het enige nare op de lagere school. Natuurlijk waren er ook wel eens
momenten dat je geen zin had. Als je je huiswerk niet gemaakt had bijvoorbeeld, of het niet begreep. Ik was erg plichtsgetrouw en wilde het altijd goed hebben.”
Een favoriete leraar had Boudewijn de Groot niet echt. “In de eerste en tweede klas had ik wel een heel lieve lerares. Daarna waren het vooral oude, strenge mannen. De generatiekloof was nog enorm groot en er heerste nog een heilig ontzag voor de leraren. Je sprak ze niet anders aan dan met ‘u’ en ‘meneer’.”


Na de lagere school ging De Groot naar het Haarlemse Coornhert Lyceum, een “keurige school in een keurige wijk, maar zeker niet chic of elitair”. Echt opvallen deed De Groot daar niet. “Nee, ik was zeker geen opvallende leerling. Niet overdreven populair, maar ook geen buitenbeentje of een eenling.” Ook met zijn cijfers sprong De
Groot er niet echt uit. “Op alle scholen was ik een gemiddelde leerling. De hele middelbare school lag mijn gemiddelde rapportcijfer op zes à zeven, met de nodige vieren en vijven, maar ook de nodige achten en negens.”
De leraar Engels was zijn favoriete leraar. “Hij kon goed vertellen en had een goed gevoel voor humor. Op de laatste schooldag las hij altijd met veel smaak en verve voor uit zijn lievelingsboek: ‘Winnie-the-Pooh’.”
“Ik verliet de school in 1962, dus nog ver voor de roerige jaren zestig. Het meest opzienbarende was de rock ‘n’ roll, maar niet in de muzieklessen. Die gingen vooral over klassieke muziek. Verder zongen we negro spirituals, maar we moesten veel te mooi, te professioneel zingen. Op schoolavonden trad ik al wel op, vooral met liedjes van Jaap Fischer, Jacques Brel en Engelse folkliedjes. Ik zong dus al wel voor een publiekje, maar het was niet: hier wil ik mijn brood mee verdienen, dat kwam pas veel later.” Waar Boudewijn de Groot wel zijn geld mee wilde verdienen, wist hij evenmin. “Ik had eerlijk gezegd geen enkel idee wat ik wilde worden. Toen in de zesde die vraag klassikaal werd gesteld en het bijna mijn beurt was, vertelde een jongen naast me dat hij naar de  filmacademie ging. ‘Dat lijkt mij ook wel wat,’ dacht ik omdat ik ook van film hield. En omdat ik het gezegd had,  moest ik het wel doen ook. Het was dus zeker geen langgekoesterde wens.” De Groot volgde de opleiding tot  cameraman, maar heeft nooit als cameraman gewerkt. Wel schreef hij in die jaren de eerste nummers met Lennaert Nijgh, wat zou resulteren in de grote hoeveelheid prachtige nummers die nu al drie generaties fans  blijven boeien.